Braakbalonderzoek

Naast het uitvoeren van quickscans en andere toetsingen aan de natuur wet- en regelgeving, houdt het NWC zich ook bezig met het pluizen van braakballen van uilen en het determineren van de daarin gevonden (resten van) prooidieren. Met behulp van de gevonden prooidieren, de aantallen hiervan, de uilensoort en de vindplaats van de braakballen kan een beeld gevormd worden van de verspreiding van de verschillende prooidieren in een gebied.

Een voorbeeld: een Kerkuil die zijn nest in een oude stal heeft, zoekt zijn voedsel vaak op slechts enkele honderden meters afstand van dit nest. Alle prooien die terug te vinden zijn in zijn braakballen, zijn dus aanwezig in een straal van enkele honderden meters rondom de stal. Wanneer in de braakballen resten van bijvoorbeeld de strikt beschermde Waterspitsmuis gevonden worden, weet je dat deze soort in de omgeving van de stal voorkomt. Door de aantallen Waterspitsmuizen in de braakballen in de loop van een aantal jaar bij te houden, kun je uiteindelijk aflezen hoe het met de Waterspitsmuis in dat gebied gaat. Natuurlijk zitten hier wat haken en ogen aan (misschien heeft de uil een voorkeur voor andere muizensoorten en vangt hij in verhouding veel minder Waterspitsmuizen dan dat er in het gebied aanwezig zijn), maar deze manier van onderzoek vormt een goede aanvulling voor het intensieve, dure en voor de dieren stressvolle verspreidingsonderzoek met inloopvallen.

De door het NWC verzamelde informatie wordt vervolgens doorgespeeld naar de provincie Zuid-Holland die deze weer gebruikt in onder andere het streekplan.

 

Kerkuil Foto: R van Jeveren