Momenteel is onderzoek naar de aanwezigheid van streng beschermde vissen,
amfibieën en kleine zoogdieren, zoals de Noordse woelmuis en de Waterspitsmuis,
kostbaar omdat het intensieve arbeid vergt en dus veel tijd kost. Voor vissen
worden hele watergangen steekproefs-gewijs afgevist met steeknetten of
elektrische visapparatuur en voor amfibieën en de Noordse woelmuis en
Waterspitsmuis worden zogenaamde herpetoplaatjes en inloopvallen gebruikt, die
voor een langere tijd iedere dag minstens één keer gecontroleerd moeten worden.
Stichting RAVON, de Zoogdiervereniging en het Franse bedrijf SpyGen zijn echter
bezig met het ontwikkelen van een methode waarmee dezelfde, of wellicht betere,
resultaten behaald kunnen worden en die bovendien minder tijd en dus geld kost: Environmental DNA (eDNA). Voor deze methode hoeft alleen een watermonster
genomen te worden op de locatie waar de aan- of afwezigheid van een soort
aangetoond dient te worden, dat vervolgens met behulp van een speciaal apparaat
onderzocht wordt op DNA-sporen die in het monster aanwezig zijn. Vissen,
amfibieën en andere aan water gebonden dieren, laten namelijk minuscule
deeltjes DNA achter in de wateren waarin ze leven. Wordt er bijvoorbeeld DNA van
een Grote modderkruiper gevonden, dan is duidelijk dat de soort op die locatie
aanwezig is.
De methode staat nog in de kinderschoenen en er worden dit jaar nog
verschillende tests uitgevoerd, maar het NWC volgt de ontwikkelingen op de voet
en hoopt in de toekomst zelf deze methode te kunnen hanteren bij onderzoek naar
beschermde soorten en soortgroepen. |
|