Grondgebonden zoogdieren

NWCadvies heeft veel ervaring met diverse typen onderzoek naar grondgebonden zoogdieren, waaronder:

  • het inventariseren van (spits)muizen met behulp van Longworth-inloopvallen;

  • het onderzoeken van het gebruik van faunapassages met behulp van sporenplaten, zandbedden en cameravallen;

  • het inventariseren van de Bever door middel van sporenonderzoek (vraatsporen, holen en burchten) en met behulp van cameravallen;

  • het vaststellen van de aanwezigheid van marterachtigen door middel van sporenonderzoek (o.a. uitwerpselen) en met behulp van cameravallen;

  • het monitoren van de aantals- en verspreidingsontwikkeling van kleine zoogdieren door op vaste plaatsen, gedurende een lange periode, braakballen van uilen te verzamelen en te analyseren.

In opkomst is het zogenaamde environmental DNA of eDNA, waarbij door het nemen van watermonsters informatie over de aanwezigheid van een soort kan worden verkregen. Met name in stagnant water kan deze techniek voor de Waterspitsmuis, die lastig te inventariseren is, een waardevolle methode zijn. Indien mogelijk en nodig, maakt NWCadvies ook gebruik van deze methode.

Vaak wordt onderzoek naar grondgebonden dieren door ons bureau uitgevoerd als toetsing aan de Wet natuurbescherming, bijvoorbeeld in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Maar NWCadvies adviseert ook over maatregelen die genomen kunnen worden ten behoeve van grondgebonden zoogdieren. Voorbeelden zijn het oplossen van knelpunten bij wegen (bijvoorbeeld door de aanleg van faunatunnels of andere faunavoorzieningen) en advies ten aanzien van zoogdiervriendelijke inrichting en groenbeheer.